Het Nederlandse asielsysteem staat onder extreme druk door de instroom van 127.937 asielzoekers en nareizigers in drie jaar. Terwijl Nederlanders worstelen met woningnood, overvolle zorg en stijgende kosten, krijgen asielzoekers voorrang op huisvesting en uitkeringen. De belastingbetaler draagt de last van een miljardenverslindend systeem dat steeds minder beheersbaar wordt.
Volgens Europees en nationaal recht is Nederland echter niet verplicht om elke asielzoeker op te nemen. Asielzoekers dienen eerst bescherming te zoeken in het dichtstbijzijnde veilige land. Dit principe, vastgelegd in de Dublin-verordening en het veilige derde land-beginsel, moet strikter worden nageleefd om de instroom te beperken.
De Dublin-verordening: verantwoordelijkheid eerste land
De Dublin-verordening regelt welk EU-land verantwoordelijk is voor een asielaanvraag. Artikel 13 bepaalt dat het land waar de asielzoeker als eerste de EU binnenkomt, de asielprocedure moet behandelen. Dit voorkomt dat asielzoekers zelf hun bestemming kiezen.
Het veilige derde land-beginsel
De EU-Procedure-richtlijn (2013/32/EU) stelt dat een asielaanvraag kan worden afgewezen als de asielzoeker al bescherming had kunnen krijgen in een ander veilig land buiten de EU. Dit moet een land zijn dat effectieve bescherming biedt volgens het VN-Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De Vreemdelingenwet 2000 en Nederlands asielbeleid
De Vreemdelingenwet 2000 vormt de juridische basis voor het Nederlandse asielbeleid. Artikel 30b bepaalt dat een asielaanvraag kan worden afgewezen als de vreemdeling al internationale bescherming heeft of had kunnen krijgen in een ander land. Dit sluit aan bij de Dublin-verordening en het veilige derde land-beginsel.
5. Draagkracht van de samenleving en openbare orde
Hoewel humanitaire verplichtingen vooropstaan, mag Nederland bij het asielbeleid rekening houden met de draagkracht van de samenleving. Artikel 8 van de Vreemdelingenwet stelt dat verblijfsvergunningen kunnen worden geweigerd als de openbare orde of nationale veiligheid in gevaar komt.
6. Uitzonderingen op de hoofdregels
De Dublin-verordening en het veilige derde land-beginsel kennen uitzonderingen. Asielzoekers met familie in Nederland of ernstige humanitaire omstandigheden kunnen alsnog hier asiel aanvragen. Ook Oekraïense vluchtelingen vallen tijdelijk onder de EU-Richtlijn Tijdelijke Bescherming (2001/55/EG), waardoor zij vrij binnen de EU mogen reizen.
7. Conclusie: verantwoordelijkheid bij het eerste veilige land
Ondanks uitzonderingen blijft de hoofdregel dat asielzoekers asiel moeten aanvragen in het dichtstbijzijnde veilige land. Dit verlicht de druk op Nederland en zorgt ervoor dat internationale verplichtingen op een eerlijke en werkbare manier worden nageleefd.
Zie ook
Principes van Joet
De Dublin-verordening en het veilige derde land-beginsel zijn logische, natuurlijke richtlijnen: asielzoekers vragen eerst bescherming in het dichtstbijzijnde veilige land, in plaats van doorreizen naar economisch aantrekkelijkere bestemmingen. Dit voorkomt overbelasting van Nederland en stimuleert een evenwichtige internationale samenwerking in plaats van scheve verhoudingen. Door duidelijke en consequente toepassing van deze regels ontstaat stabiliteit en voorspelbaarheid, wat vertrouwen schept bij burgers en zorgt voor duurzame oplossingen in plaats van tijdelijke noodoplossingen die problemen alleen verplaatsen. 🚀
