Ondertoezichtstelling (OTS)

Hoewel Gecertificeerde Instellingen (GI’s) ogenschijnlijk opereren binnen de kaders van de wet bij het inzetten van kinderbeschermingsmaatregelen zoals ondertoezichtstellingen (OTS) en uithuisplaatsingen (UHP), blijkt in de praktijk dat de uitvoering van deze maatregelen in veel gevallen op ernstige wijze afwijkt van het wettelijk en moreel beoogde doel. Niet alleen worden ouders structureel buitenspel gezet, maar ook wordt het contact tussen ouder en kind onnodig bemoeilijkt of zelfs volledig verbroken. Daarmee wordt feitelijk voorbijgegaan aan de essentie van de kinderbeschermingsmaatregel: het tijdelijk waarborgen van veiligheid, met als uiteindelijk doel het herstel van de ouder-kindrelatie. Deze praktijk vormt een directe en structurele schending van kinderrechten, mensenrechten en beginselen van behoorlijk bestuur.

In het licht van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), en in het bijzonder artikel 9, lid 3, dient te worden benadrukt dat ieder kind het recht heeft op regelmatig persoonlijk contact met beide ouders, tenzij dit aantoonbaar strijdig is met het belang van het kind. Deze verdragsbepaling heeft directe werking in de Nederlandse rechtsorde op grond van artikel 93 en 94 van de Grondwet, en gaat derhalve boven nationale wetgeving. Toch zien we in de praktijk dat GI’s zich hier niet consistent aan houden, en dat juist door hun handelen het contact tussen ouder en kind langdurig en onnodig wordt gefrustreerd.

Ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in het bijzonder artikel 8, waarborgt het recht op eerbiediging van het gezinsleven. Inmenging door de overheid dient daarin een laatste redmiddel te zijn, proportioneel, toetsbaar en tijdelijk van aard. De structurele afwezigheid van herstelgericht beleid binnen jeugdbescherming vormt een schending van deze verdragsnormen.

Daarnaast verdient het nadrukkelijk aandacht dat de inzet van disproportionele of doelloos geworden jeugdzorgmaatregelen niet alleen moreel onwenselijk, maar ook juridisch problematisch is. In het bijzonder in het licht van het Criminal Law Convention on Corruption van de Raad van Europa (ETS 173), waarin in artikel 2 en 12 wordt benadrukt dat het misbruik van publieke functies en middelen ter ondermijning van het maatschappelijk belang moet worden bestreden.

Wanneer publieke middelen worden aangewend voor maatregelen die geen daadwerkelijke bijdrage leveren aan het wettelijk en verdragsrechtelijk beoogde doel – zoals het waarborgen van de veiligheid, ontwikkeling en het herstel van het kind – kan dit worden aangemerkt als onrechtmatige besteding van publieke gelden. Dit raakt direct aan het corruptiebeginsel, namelijk: het doelbewust in stand houden van procedures of trajecten die institutioneel of financieel voordeel opleveren, maar geen inhoudelijke noodzaak meer dienen.

Zeker wanneer Gecertificeerde Instellingen (GI’s) structureel nalaten hun tijdelijke rol als zorgdrager te benutten om het gezin te herstellen, en zich feitelijk opstellen als permanente vervanger van ouders, is sprake van een fundamentele schending van de rechtsstatelijke uitgangspunten. Dit gedrag ondermijnt de kern van de Jeugdwet, de internationale kinderrechtenverdragen én de integriteit van publieke dienstverlening – en kan juridisch worden gekwalificeerd als een vorm van systeemfalen met corruptieve kenmerken.

De Jeugdwet is helder in haar uitgangspunt: een uithuisplaatsing is een tijdelijke maatregel. Volgens artikel 1.1 Jeugdwet gaat het om jeugdhulp die is gericht op opgroeien in veiligheid, en indien nodig, tijdelijk overnemen van de verzorging en opvoeding. Het doel is altijd om de omstandigheden zodanig te verbeteren dat terugkeer of herstel van de ouder-kindrelatie mogelijk wordt.

De wetgever schrijft nadrukkelijk geen langdurige scheiding tussen ouder en kind voor. Integendeel: in de parlementaire toelichting en uitvoeringspraktijk wordt benadrukt dat actieve begeleiding en ondersteuning vereist zijn, juist om te voorkomen dat ouders buitenspel raken. Ouders dienen serieus genomen te worden als partner in het herstelproces, tenzij sprake is van zwaarwegende contra-indicaties.

Wanneer gecertificeerde instellingen (GI's) zich hier structureel niet aan houden en ouders passief buitensluiten, handelen zij dus in strijd met zowel de letter als de geest van de wet.

Binnen deze context speelt de GI een spilfunctie. Niet alleen moet zij de veiligheid van het kind borgen, maar zij is ook verplicht om het contact tussen ouder en kind te bevorderen – tenzij er sprake is van zwaarwegende, onderbouwde en actuele contra-indicaties. Daarbij dient ook de verzorgende ouder begeleid te worden in het leren ondersteunen van dit contact. In de praktijk zien we echter regelmatig dat GI’s deze verantwoordelijkheid niet of nauwelijks nemen, wat leidt tot structurele vervreemding van kinderen van hun ouders – met alle psychische, emotionele en juridische gevolgen van dien.

Het Burgerlijk Wetboek bevestigt deze lijn. In artikel 1:247 BW ligt vast dat ouders de verplichting hebben de band met de andere ouder te bevorderen. Artikel 1:255 BW geeft ruimte voor begeleiding binnen een OTS, en artikel 1:377a BW stelt ondubbelzinnig dat kinderen recht hebben op omgang met beide ouders en dat instanties deze omgang waar mogelijk moeten bevorderen. Wanneer deze wettelijke bepalingen stelselmatig worden genegeerd of geneutraliseerd door de feitelijke werkwijze van GI’s, is niet alleen sprake van juridisch onrechtmatig handelen, maar ook van een fundamentele ondermijning van het rechtssysteem.

Wanneer meldingen van structurele belemmering van ouder-kindcontact, zoals het achterhouden van communicatiemiddelen, consequent onbeantwoord blijven, en wanneer GI’s zich beperken tot formeel beheer zonder inhoudelijke correctie of herstelactie, ontstaat een ernstig probleem. De passiviteit of nalatigheid van instanties bij het handhaven van fundamentele rechten is niet slechts een beleidsmatige tekortkoming, maar een aantasting van de rechtsstaat zelf.

Concluderend: hoewel GI’s formeel binnen wettelijke kaders opereren, leidt de feitelijke invulling van hun bevoegdheden in toenemende mate tot een structurele schending van kinderrechten en mensenrechten, waaronder het recht op gezinsleven en het recht op bescherming tegen willekeurige overheidsinmenging. Dit gaat allang niet meer om incidenten. Structurele schendingen van kinderrechten, gecombineerd met het verspillen van publiek geld, maken juridische stappen tegen betrokken instanties en verantwoordelijken onvermijdelijk. Het systeem faalt fundamenteel en moet radicaal en onmiddellijk worden herzien – politiek, juridisch én organisatorisch.

De uitdagingen binnen de jeugdzorg zijn groot – maar het mandaat om daarin het verschil te maken ligt bij u, als gemeente. Joet ondersteunt die opdracht met een geïntegreerd aanbod dat juridische correctheid, mensgericht herstel én datagedreven sturing combineert.

Joet nodigt u uit om kennis te maken met onze drie mogelijke oplossingen:

📘 Herstel rechtvaardigheid in de jeugdbescherming – met Joet Legal & AI
 Zorg voor juridisch correcte trajecten, versterk ouders en voorkom escalatie met krachtige, AI-ondersteunde rechtshulp die GI’s structureel toetst op proportionaliteit en mensenrechten.

🧠 De doorbraak die de GGZ niet biedt – Joet Psychedelische Therapie
 Bied inwoners met zware psychische problematiek een effectief, legaal en wetenschappelijk onderbouwd alternatief. Minder sessies, meer resultaat, lagere kosten.

📊 Joet Power BI: van blinde vlek naar bestuurlijke controle
 Real-time dashboarding op OTS/UHP, SKJ-controle, kosten, voortgang en AI-verplichting voor GI’s. Geen Excel-bestanden meer, maar volledige grip op uitvoering en escalatie.

Graag maak ik een afspraak om de meerwaarde voor uw gemeente in een persoonlijk gesprek toe te lichten.

Over de schrijver
https://www.linkedin.com/in/youri-hazeleger/
Reactie plaatsen