Raad voor de Kinderbescherming

De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) is wettelijk verplicht onderzoek te verrichten naar de noodzaak van kinderbeschermingsmaatregelen wanneer een gemeente, jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde instelling of Veilig Thuis daarom verzoekt (art. 3.1 lid 1 Jeugdwet). Daarnaast mag de RvdK ambtshalve een onderzoek starten bij signalen van acute of ernstige bedreiging of uit andere wettelijke taken (art. 3.1 lid 2). Bij elk zelfstandig onderzoek moet direct melding worden gedaan aan het college (art. 3.1 lid 3).

De RvdK dient, waar nodig, verzoeken in bij de kinderrechter tot het verlenen van een machtiging tot bijvoorbeeld uithuisplaatsing of gesloten jeugdhulp, indien een kinderbeschermingsmaatregel is aangevraagd of van kracht is (art. 6.1.8 lid 2). Daarbij moet een instemmende verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper worden overgelegd (art. 6.1.8 lid 4), tenzij sprake is van een spoedsituatie.

Bij de uitvoering van haar taken is de RvdK verplicht volledig, feitelijk en naar waarheid te rapporteren, zowel richting de rechter als in andere processtukken (art. 3.3). In het kader van pleegzorg toetst de RvdK pleegouders en huisgenoten op geschiktheid door het afgeven van een verklaring van geen bezwaar voorafgaand aan plaatsing (art. 5.1 lid 1 sub d).

De RvdK werkt verplicht samen met gemeenten via een vastgelegd protocol, waarin in ieder geval afspraken staan over de betrokken gecertificeerde instelling bij verzoekschriftprocedures (art. 3.1 lid 5-6). Voor gegevensuitwisseling en taakuitvoering mag de RvdK persoonsgegevens – inclusief BSN en strafrechtelijke informatie – verwerken en verstrekken, mits noodzakelijk en volgens wettelijke normen (art. 7.2.1 t/m 7.4.5).

Tot slot valt de RvdK onder het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, die bevoegd is tot diepgaande kwaliteitscontrole, inclusief toegang tot dossiers ondanks geheimhoudingsplichten (art. 9.1 en 9.2). Daarmee draagt de RvdK directe verantwoordelijkheid voor de juridische onderbouwing van kinderbeschermingsmaatregelen binnen het stelsel van jeugdbescherming.



Het college van burgemeester en wethouders is op grond van artikel 2.1 en 2.4 Jeugdwet verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van passende jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en preventie voor jeugdigen met een woonplaats in de gemeente. Deze verantwoordelijkheid betreft zowel de vrijwillige als de gedwongen kaders en vereist actieve inzet van het college om toereikende hulp te organiseren en waar nodig zelf te leveren of in te kopen (art. 2.6 lid 1).

Het college is verplicht een beleidsplan (art. 2.2) en een verordening (art. 2.9) vast te stellen waarin de inrichting van de toegang tot jeugdhulp, de criteria voor toekenning van hulp en de wijze van uitvoering zijn opgenomen. Daarnaast dient het college samenwerkingsafspraken te maken en hulpaanbieders in te schakelen, met inachtneming van de eisen ten aanzien van kwaliteit en beschikbaarheid, zoals vastgelegd in onder meer artikel 4.1.1 en 4.1.5.

Beslissingen over het inzetten van individuele voorzieningen, waaronder het verstrekken van een persoonsgebonden budget (PGB), behoren tot de exclusieve bevoegdheid van het college (art. 8.1.1). Daarbij moet het college beoordelen of de jeugdige of diens ouders in staat zijn de bij het PGB behorende verplichtingen verantwoord uit te voeren. Het college is tevens bevoegd een reeds genomen beslissing over een PGB te herzien of in te trekken, bijvoorbeeld bij onjuiste gegevensverstrekking of misbruik (art. 8.1.4).

In het kader van haar taken verwerkt het college persoonsgegevens, waaronder het burgerservicenummer, gezondheidsgegevens en strafrechtelijke gegevens van jeugdigen en hun ouders (art. 7.4.0). Deze verwerking moet noodzakelijk zijn voor het toeleiden naar voorzieningen, het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen, bekostiging of fraudebestrijding. Jeugdhulpaanbieders en andere betrokken instellingen zijn verplicht deze gegevens kosteloos te verstrekken aan het college (art. 7.4.3).

Het college is verantwoordelijk voor de aansluiting van meldingsbevoegden op de verwijsindex risicojongeren (art. 7.1.3.1) en moet actief toezicht houden op het gebruik daarvan, inclusief het controleren of meldingsbevoegden na meervoudige meldingen met elkaar in contact treden (art. 7.1.3.2). Daarnaast is het college verplicht beleidsinformatie en statistische gegevens te verstrekken aan Onze Ministers, teneinde een doelmatig en samenhangend jeugdbeleid te ondersteunen (art. 7.4.2–7.4.3).

Ten aanzien van betalingen aan jeugdhulpaanbieders geldt dat het college gehouden is om te vergoeden voor geleverde zorg waarvoor het verantwoordelijk is (art. 8.2.1). Indien een geschil over financiële verantwoordelijkheid ontstaat tussen gemeenten, dient dit onderling te worden opgelost, met desgewenst verrekening van kosten.

Het college heeft een actieve informatieplicht naar jeugdigen en ouders bij keuzes omtrent hulpvormen en moet hen volledig en begrijpelijk voorlichten over bijvoorbeeld de gevolgen van een PGB (art. 8.1.6). Tevens rust op het college een periodieke onderzoeksplicht om te toetsen of eerdere beslissingen heroverweging behoeven (art. 8.1.3).

In het kader van toezicht en handhaving werkt het college samen met inspecties, stelt zich open voor controle (art. 9.1–9.2), en is verplicht gehoor te geven aan aanwijzingen van de minister bij gebleken nalatigheid (art. 9.3). Onder bepaalde omstandigheden is het college ook verplicht tot spoedmaatregelen of verstrekking van gegevens ter handhaving van de wet.

Bij overgangswetgeving, zoals bij een gewijzigde bepaling omtrent het woonplaatsbeginsel of bij hervormingen binnen de gesloten jeugdhulp, rust op het college de plicht om bestaande jeugdhulp voort te zetten onder de bestaande voorwaarden en tarieven, teneinde continuïteit te waarborgen (art. 10.1–10.2, 12.4).

Samenvattend is het college binnen de Jeugdwet de centrale publiekrechtelijke actor, belast met regie, toekenning, inkoop, toezicht en gegevensbeheer van jeugdhulp. Daarbij is het gehouden aan strikte zorgvuldigheidseisen, verantwoordingsverplichtingen en wettelijke kaders om zowel de effectiviteit als de rechtsbescherming van jeugdigen en hun ouders te waarborgen.



De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) is op grond van artikel 9.1 Jeugdwet belast met het toezicht op de kwaliteit van de jeugdhulpverlening, de gecertificeerde instellingen, Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de justitiële jeugdinrichtingen. Dit toezicht betreft zowel vrijwillige als gedwongen vormen van jeugdhulp en strekt zich uit tot het bevorderen van verbetermaatregelen waar nodig.

De inspectie voert haar toezichthoudende taak zelfstandig en systematisch uit. Zij doet dit mede op basis van de bevoegdheden die voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in het bijzonder de artikelen 5:12 tot en met 5:20. Dit houdt onder meer in dat inspecteurs bevoegd zijn om inlichtingen in te winnen, dossiers in te zien, woningen te betreden zonder toestemming van de bewoner indien deze in gebruik zijn voor jeugdhulpverlening, en om beroepsgeheimen te doorbreken voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak (art. 9.2 lid 2–4).

De IGJ houdt niet alleen toezicht op naleving, maar kan ook verslag uitbrengen over haar bevindingen aan de betrokken instellingen en aan Onze Ministers (art. 9.1 lid 6). Deze bevindingen kunnen gepaard gaan met voorstellen tot verbetering. Jaarlijks publiceert de inspectie een verslag van haar werkzaamheden, inclusief beleidsaanbevelingen (art. 9.1 lid 7).

Bij constatering van tekortkomingen kan de inspectie, via de Minister, het instrument van aanwijzingen (art. 9.3 lid 1–3) of spoedbevelen (art. 9.3 lid 4) initiëren. Deze sancties kunnen aan jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen worden opgelegd met een concrete termijn voor herstel of, in spoedeisende gevallen, direct worden geëffectueerd.

De IGJ is daarnaast bevoegd informatie over toezicht en naleving openbaar te maken op grond van artikel 9.7. Dit kan onder meer bestaan uit inspectierapporten, waarschuwingen, aanwijzingen, bevelen en sancties. De inspectie is daarbij gehouden persoonsgegevens en vertrouwelijke gegevens zorgvuldig te beschermen en alleen te publiceren voor zover deze betrekking hebben op beroepsmatig functioneren en in overeenstemming zijn met het doel van openbaarmaking (art. 9.7 lid 5–6).

Bij negatieve inspectieresultaten moet de inspectie herinspecties uitvoeren volgens beleidsregels, vast te stellen bij algemene maatregel van bestuur (art. 9.9). De openbaarmaking van toezichtsinformatie mag pas plaatsvinden na een besluit daartoe, waarbij de betrokken partij de gelegenheid krijgt tot reactie (art. 9.8).

De inspectie werkt onder instructie van Onze Ministers, maar houdt bij de uitoefening van haar taken ook rekening met de behoeften van gemeenten (art. 9.1 lid 5). Daarnaast kan zij in overleg met andere toezichthoudende organen of bij tuchtrechtelijke procedures, bevoegd worden verklaard om tuchtklachten in te dienen (art. 9.2 lid 7).

Kortom, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft een zwaarwegende publieke taak: zij waarborgt, controleert en handhaaft de kwaliteit en rechtmatigheid van jeugdhulp en aanverwante instellingen. Dit doet zij met ruime wettelijke bevoegdheden, onder waarborging van zorgvuldigheid, proportionaliteit en toezichttransparantie.



 

Bevoegdheid / TaakVerantwoordelijke partijWetsartikel
Toegang tot jeugdhulp organiserenGemeente / CollegeArt. 2.6 en 2.9 Jeugdwet
Jeugdhulp inkopen en bekostigenGemeente / CollegeArt. 8.1.1 en 8.1.2 Jeugdwet
Toezicht op lokale uitvoering en signaleringGemeente / CollegeArt. 2.4, 7.1.3.1 Jeugdwet
Privacy en gegevensverwerking bij jeugdhulpGemeente / CollegeArt. 7.3.11 t/m 7.3.17 Jeugdwet
Beleidsontwikkeling lokaal jeugdbeleidGemeente / CollegeArt. 2.2 Jeugdwet
Kwaliteit van jeugdhulp en instellingen beoordelenIGJArt. 9.1 lid 1 Jeugdwet
Toezicht op naleving wet- en regelgevingIGJArt. 9.2 Jeugdwet
Uitvoeren van inspecties en onderzoekenIGJArt. 9.1 lid 1 en 2 Jeugdwet
Publicatie van toezichtresultatenIGJArt. 9.7 en 9.8 Jeugdwet
Opleggen aanwijzingen of spoedbevelen bij tekortkomingenIGJ / MinisterArt. 9.3 Jeugdwet



Sinds 2012 worden kinderen onterecht uit huis geplaatst en dit vind tot op de dag van vandaag nog steeds plaats! Volgens een onderzoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) zijn er 1.675 kinderen uit huis geplaatst in de periode van 2015 tot 2020 in verband met de financiële problemen veroorzaakt door het toeslagenschandaal en waren eind 2021 555 kinderen nog steeds niet herenigd met hun ouders. Uit een nota van het Ministerie van Financiën die dateert van 30 november 2022 blijkt bovendien dat in de periode van de toeslagenproblematiek 413 kinderen van gedupeerden zijn overleden. 

Dat zijn kinderen die onterecht zijn weggerukt uit het gezin en die nooit meer terug zullen keren! 

Zie ook


"Meer dan 1.675 kinderen die slachtoffer zijn in het toeslagenschandaal zijn sinds 2015 door de rechter uit huis geplaatst. Dit is het topje van de ijsberg van groot menselijk leed voor ouders en kinderen. De zogenaamde vrijwillige uithuisplaatsingen zijn niet meegenomen, en uithuisplaatsingen voor 2015 ook niet; het gaat om duizenden kinderen extra. Dit leed komt bovenop schrijnende armoede, dwangmaatregelen, huisuitzettingen, dakloosheid, depressies en meer. De rechtsstaat is voor deze mensen geen schild geweest maar een gehaktmolen. Verhalen van deze ouders en kinderen gaan door merg en been, zo liet de enquête zien die de ouders zelf hielden. Een mega-invordering van de Belastingdienst werkt als een sneeuwbal: schulden, huisuitzettingen, stress, emoties — en dan de Staat die je kinderen afpakt, soms met meerdere politieagenten. Sommige ouders weten al jarenlang niet waar hun kind is, of mogen maximaal af en toe een uurtje contact hebben", aldus Pieter Omtzigt


"Dan de brandbrief van de rechters. Die maakt pijnlijk duidelijk hoe de bescherming van de burger door de rechtsstaat door het ijs is gezakt. Door geldgebrek en capaciteitsproblemen worden levens verwoest. Zelfs terwijl we hier met de minister spreken, kan een kind nog altijd bij zijn of haar ouders worden weggehaald zonder goede onderbouwing. Kan de minister toezeggen dat er orde op zaken wordt gesteld en op welke termijn dat gebeurt? Want in de laatste brief, die van gisteren, staat dat er contact wordt gezocht, maar er wordt geen enkele termijn bij genoemd.

Het leed dat de overheid deze mensen heeft aangedaan is zo groot, zo lelijk en zo veel omvattend dat geen enkele vorm van compensatie passend is. Het onvermogen van het kabinet om daar recht aan te doen is ronduit beschamend. Ik neem aan dat het kabinet niet alleen excuses voor zijn eigen falen aanbiedt, maar nu ook echt werk gaat maken van het herstellen van de band tussen deze ouders en hun kinderen", aldus Khadija Arib


"Ik mag het gerust zeggen: Ik heb zo'n bloedhekel gekregen aan de Raad van de Kinderbescherming en de hele jeugdbescherming. En de ellende is je kunt niet zonder ze, want iemand moet het doen. Maar de mensen die er werken, de arrogantie, het bemoeien met het verwoesten van levens", aldus de Rijdende Rechter.



"De onderzoeken van de organisatie veilig thuis blijft onder de maat dat ze er experts tegen een van dagen. En die slechte onderzoek hebben grote consequenties. Veilig Thuis doet onderzoek naar meldingen van huiselijke geweld en kinder- of ouderen mishandeling. Al eerder was er veel kritiek, de rapportages waren onvoldoende, feitelijk en hoor en wederhoor werd niet toegepast.

Ten jaar later is dat nog steeds zo. Verslaggever Paul Schram in de studio. Jij hebt dit onderzocht, vertel.

Die kritiek op die organisaties Veilig Thuis, Raad van de Kinderbescherming, die speelt inderdaad al langer al tientallen jaren. We hebben veel ouders gesproken, advocaten en familierechters die dit beeld ook herkennen. En het gaat vaak ook complexe zaken. Het kan een grote gevonden. Ja, vertel."

De kwaliteit van de rapportages van Veilig Thuis is nog steeds niet goed, ondanks alle kritische rapporten van de afgelopen jaren. Feiten en meningen lopen weleens door elkaar, met soms grote gevolgen. Dat zeggen experts tegen EenVandaag.

Hendrik-Jan Oussoren kwam 9 jaar geleden in aanraking met Jeugdzorg en Veilig Thuis toen hij hulp wilde zoeken voor zijn zoontje na een scheiding. "Op een gegeven moment reageerde mijn zoontje heel heftig als mijn ex voor de deur stond om hem op te halen: hij begon te krijsen en klampte zich aan mij vast."


Zaken die niet onderzocht zijn

De voormalige partners hadden co-ouderschap. Dat ging aanvankelijk goed totdat zijn ex, volgens Hendrik-Jan, dreigde weg te gaan met hun kind. Hij besloot hulp in te schakelen via het consultatiebureau. De hulpverlening legde de focus direct op de relatie tussen de ex-partners, in plaats van op het gedrag van het kind. Zijn melding werd niet onderzocht, maar de focus kwam op hem te liggen.

"In het rapport staan zaken die feitelijk niet onderzocht zijn. Zo zou er aangifte gedaan zijn van mishandeling, maar dat is nooit geverifieerd. Ook wordt zonder onderbouwing gesteld dat ik een persoonlijkheidsstoornis zou hebben. Ook zou ik door de straat hebben gereden met een voertuig van het werk, maar er is nooit nagevraagd op werk of ik het was", vertelt Oussoren.


Al jaren onder de maat

Het verhaal van Oussoren staat niet op zich, blijkt uit onderzoek van EenVandaag. Voor het onderzoek werd gesproken met familierecht-advocaten, rechters, onderzoekers en ouders en zijn tientallen rapportages ingezien. Vaak werden in deze rapportages feiten en meningen onvoldoende gescheiden.

Hoogleraar Mariëlle Bruning van de Universiteit Leiden doet al jaren onderzoek naar deze rapportages. "Deze zijn al een hele tijd onder de maat, en dat weten we ook. We hebben de afgelopen jaren verschillende onderzoeken van de inspectie gezien waarin dat werd aangetoond."


Grote gevolgen

Wat voortdurend terugkomt in het relaas van Oussoren, die het hele proces en alle communicatie documenteerde, is dat betrokken instanties niet doen aan feitenonderzoek. En als iets eenmaal in een dossier staat ('vader is door moeder beschuldigd van mishandeling'), komt dat in alle rapporten terug.

Fouten worden niet gecorrigeerd en adviezen, gedaan door instanties zoals de Raad van de Kinderbescherming, worden zonder toetsing vrijwel altijd overgenomen door de rechter.


Zelden naar Kinderbescherming

Volgens Veilig Thuis komt nog geen 1 procent van de dossiers bij de Raad voor de Kinderbescherming terecht, een civielrechtelijk traject dat onder de Jeugdwet valt. Bij veruit de meeste meldingen van huiselijk geweld en kindermishandeling wordt door de betrokken hulpverlening met de betrokken gezinsleden in een vrijwillig traject een structurele oplossing gevonden.

Bron:  https://eenvandaag.avrotros.nl/item/onderzoeken-van-veilig-thuis-al-jaren-onvoldoende-en-verbeteren-nauwelijks-feiten-en-meningen-lopen-door-elkaar/


Er wordt kritiek geuit op de subjectieve aard van rapporten die door de Raad voor de Kinderbescherming worden ingediend bij de rechter. De kritiek gaat erom dat deze rapporten vaak niet feitelijk onderbouwd zijn, terwijl de wet juist vraagt om objectieve feiten. Rechters, die vaak geen specifieke pedagogische of psychologische opleiding hebben, zouden volgens de spreker beter moeten worden opgeleid om dergelijke rapporten kritisch te kunnen beoordelen en terug te sturen als ze niet kloppen. Er zijn echter ook rechters die dit al goed doen, zoals in Amsterdam, waar rapporten soms worden teruggestuurd vanwege onvoldoende kwaliteit.

Zo wordt de machtige positie van de RvdK benadrukt door CDA-kamerlid Hilde Palland, die zegt: "Ouders staan heel zwak tegenover een heel machtig apparaat van de Raad voor de Kinderbescherming, van kinderrechters en van jeugdbeschermers." Daarnaast uit Palland kritiek op de kwaliteit van de verslaglegging bij uithuisplaatsingen met de opmerking: "Bij een uithuisplaatsing moet die verslaglegging echt beter. Zo kunnen we niet omgaan met gezinnen." Deze citaten onderstrepen zowel de invloed van de RvdK in het proces als de behoefte aan verbetering van de rapporten die daarbij een rol spelen.

Bron: https://eenvandaag.avrotros.nl/item/als-een-kind-bij-de-moeder-wordt-weggehaald-moet-de-feiten-kloppen-rapporten-jeugdzorg-niet-altijd-in-orde/

 



@ongehoordnedtv

👮 Is dit de juiste methode? Comment!

♬ origineel geluid - Ongehoord Nederland TV







"

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/h-tk-20212022-79-3.html